Madonna Lenaert

— De kleine Magdalena

>> BELUISTER HET AUDIOVERHAAL

>> Read the English version below

 

Dit is het verhaal van de jonge Magdalena, een zestienjarig meisje met lange zwarte haren, een tenger postuur en samengeperste lippen. Ze is een diepgelovig meisje dat zich voorbereidt op een leven in het slotklooster. Om haar bleke hals hangt een ketting van gevlochten goud, met onderaan een icoon van de Heilige Maagd die haar zoon van het kruis haalt. In haar andere hand klemt de figuur een lang, schitterend zwaard. Het icoon ademt pijn en verlies, maar ook rechtvaardigheid en overtuiging. Wanneer ze nerveus is, omklemt ze de figuur met haar rechterhand en vindt er troost in.

 

Magdalena zit samen met haar ouders in een dure koets. Langzaam verschijnt de zon vanachter de daken terwijl het rijtuig over de natte kasseien van de Sint-Salvatorstraat dendert. Twee paarden trekken het open voertuig tussen de mensen verder. Ranzig water spettert hoog op wanneer ze door plassen rijden. Het is vroeg in de ochtend en de koude lucht waait in haar slaperige gezicht. Ze rust haar hoofd op de schouder van haar moeder, die naast haar zit. Vooraan zit haar vader, naast de koetsier. Het is de eerste keer dat haar ouders haar meenemen naar de grote textielfabriek die ze uitbaten aan de oostelijke oever van de Leie, niet ver van het stadscentrum. Moeders zachte kneep in haar been brengt haar terug in de werkelijkheid terwijl ze over de Minnemeersbrug rollen. Ontzag vervult haar wanneer ze de omvang van het grote, rode fabrieksgebouw met gigantische ramen ziet. 

 

Verwondering maakt echter snel plaats voor verwarring wanneer ze ook de lange rij slecht geklede en ondervoede werknemers opmerkt die er aanschuiven. Er zijn mensen van alle leeftijden aan het wachten: kinderen die jonger zijn dan zij zelf en mensen die ouder zijn dan haar grootmoeder zaliger. Ze probeert de ogen van haar moeder te vinden om haar verwarring over te brengen, maar zij zit kaarsrecht met geheven hoofd naast haar en kijkt strak voor zich uit. De mensen buigen hun hoofd en verstommen wanneer ze arriveren bij de toegangspoort. Ze laat haar vingers glijden over de hanger van de halsketting en kijkt rusteloos om zich heen.

 

De paarden komen lawaaierig tot stilstand en samen met haar ouders gaat ze het gebouw binnen. Grote, stalen constructies produceren kwaadaardige klanken. Werknemers druppelen langzaam binnen en bedienen de monsterlijke machines. Prille zonnestralen schijnen door de grote ramen en maken figuren in de rondzwevende stofdeeltjes — dat heet een Sint-Jacobsladder, weet Magdalena. Ze is gewend aan een rustig en comfortabel leven en kan niet bevatten wat ze hier ziet. Ze lopen een smalle trap op naar een kleine kantoorruimte die uitzicht geeft over de benedenverdieping van de rumoerige fabriek. 

 

Het geluid dempt wanneer de deur achter hen dichtslaat. Magdalena’s ouders zitten elk aan een kant van een houten bureau dat met papieren is bezaaid, zelf gaat ze ongelovig voor het raam staan. Vader merkt al snel haar ongemak op, komt achter haar staan en legt in stilte een hand op haar schouder. “Wat is er, mijn kleine engel?”, maar het antwoord blijft uit. Ze schudt zijn hand van haar schouder, loopt de trap weer af en dwaalt door het gebouw, om alles in zich op te nemen. 

 

Onschuld glijdt van haar af als water van een eendenrug. Kinderen die met hun kleine vingers wol tussen weefgetouwen moeten vissen, mensen die urenlang in donkere walmen van textielverf staan, onophoudelijk repetitieve bewegingen uitvoeren en afgeranseld worden als ze te traag werken. Magdalena loopt als een verward spook door het gebouw terwijl haar hart breekt.

 

De spanning is de hele dag te snijden. Ze begrijpt niet waarom haar ouders op zo’n onmenselijke manier te werk gaan en hun geloof zo eenvoudigweg naast zich heen kunnen leggen. Zowel haar vader als moeder proberen op haar in te praten, maar het levert weinig op. Hun rit naar huis is gekleed in een stille kilte. Onderweg passeren ze de Heilige-Kerstkerk, de witte muren kijken het gezin beschuldigend aan en schaamte overmant Magdalena.

Het grote, omheinde huis doemt in de verte voor hen op. De houten vloeren zijn bedekt met weelderige tapijten en in alle kamers branden levendige vuren die de kilte en donkerte verdrijven. Wanneer de koets tot stilstand komt, springt Magdalena er onmiddellijk uit. Ze loopt de trappen op om zich terug te trekken in haar kamer. De mensen die er werken buigen het hoofd naar Magdalena, die nu schaamrood op de wangen heeft. Hoe kon ze zo lang blind geweest zijn voor wat zich recht voor haar ogen afspeelt? Wanneer ze haar kamerdeur openzwaait, mompelen de aanwezige dienaars hun verontschuldigingen en vertrekken. Ze vlijt zich achter haar bureau en slaat haar Bijbel open. De verzen vliegen haar rond de oren: 

 

“lk zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.” (Lucas 18:25)

 

“Rijkdom helpt je niet op de dag van Gods toorn, rechtvaardigheid redt van de dood.” (Spreuken 11:4)

 

“En nu iets voor u, rijken! Weeklaag en jammer om de rampspoed die over u zal komen. Uw rijkdom is verrot en uw kleding is door de mot aangevreten. Uw goud en zilver is verroest, en de rest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel het einde van de tijd nadert. Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders die uw velden maaiden hebt onthouden. Het geroep van de maaiers is tot de Heer van de hemelse machten doorgedrongen. U hebt op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd, u hebt uzelf vetgemest voor de slachttijd. U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord, en hij heeft zich niet tegen u verzet.” (Jakobus 5:1-6)

 

“Wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult honger lijden. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en huilen.” (Lucas 6:24-25)

 

Tijdens het lezen houdt ze het amulet rond haar hals stevig met een hand omklemd. Ze wordt nerveus, voelt zich beschaamd en radeloos. Magdalena vraagt zich af hoe haar ouders hun geloof, en haar, zo kunnen verraden. 

 

Er staat haar een woelige en rusteloze nacht te wachten. Schuldgevoel vreet aan haar geweten, de verzen gonzen in haar oren. Midden in de nacht schiet ze wakker. Het is er oorverdovend stil: geen snurkende ouders, geen zuchtje wind, geen knetterende vuren, geen schuifelende dienaars.

 

Magdalena trekt het laken behoedzaam van zich af en laat haar voeten van de rand van het bed bengelen. Ze trekt haar zachte pantoffels en kamerjas aan en opent haar slaapkamerdeur. Ook op de gang is geluid noch licht te bespeuren. Na een lange zoektocht door het donkere gebouw komt ze aan bij de grote ontvangstkamer. Haar ogen vallen op het licht dat langs de kieren van de deur – onder, boven, links en rechts – schijnt. Met ingehouden adem trekt ze de klink naar beneden en opent de deur.

 

De kamer is volledig vervuld met een fel wit licht dat uit een figuur stroomt die in het midden staat. Het is een grote, vrouwelijke gedaante met een scherp gezicht en twee stralende, gouden ogen, die Magdalena recht aankijken. Ze weet op onverklaarbare wijze dat ze niet bang hoeft te zijn. De haren van het wezen zijn van vuur. Ze sissen en kronkelen als slangen rond haar hoekige gezicht. Om haar sterke schouders hangen lange, felgekleurde gewaden met Latijnse spreuken, die op de grond om haar heen liggen. In haar linkerhand houdt ze een lang zwaard vast met een gouden handvat en een diamanten lemmet, dat oneindig schittert in het licht. Wanneer Magdalena haar medaillon wil grijpen, merkt ze dat het er niet is.

 

Ondanks deze verschijning voelt Magdalena geen angst of verontrusting, maar net een gevoel van vertrouwen en veiligheid. Het wezen kijkt haar recht in de ogen. Zonder de mond te bewegen, luidt een stem die klinkt als een oude bekende in: “Lieve Magdalena, de waarheid ligt nu opengevouwen voor je. De weg naar rechtvaardigheid is rechtlijnig. Laat geschieden het ware woord van uw Heer.”

 

Na deze woorden drijft de figuur over de vloer naar haar toe en reikt ze haar het zwaard aan. Magdalena strekt haar hand uit om het in ontvangst te nemen. Wanneer haar vingertop het handvat raakt, raast er een schok door haar volledige lichaam. Haar gezichtsveld wordt zwart en heeft ze het gevoel door de duisternis te vallen. 

 

Uren later wordt ze wakker, in haar eigen bed. Haar ademhaling gaat snel en zit hoog in haar borst, haar hart raast en ze kijkt angstig om zich heen. De eerste zonnestralen wringen zich door de gordijnen en buiten zingen de vogels. Haar ogen vallen op haar nachttafeltje, waar een miniatuurversie ligt van het zwaard dat ze in haar visioen gezien had. Ze weet wat haar te doen staat.

Engelse vertaling van het kortverhaal van Madonna Lenaert

Madonna Lenaert (die/hun) studeerde in ’23 af met een Master Drama in Gent. Madonna is een trans non-binaire dramakunstenaar, actrice en schrijfster. Hun artistieke praktijk streeft ernaar om te vertrekken uit queerness, intersectioneel feminisme en een zoektocht naar belonging.  Madonna werkt sinds oktober als interim coördinator van de bacheloropleiding bij KASKDrama. Die is betrokken bij het artistiek verhaal van Gent2030, deel van het feministische Magdalena Collectief en co-host van de queer podcast ‘Flikker Op’.