[Article] BREAKFASTCLUB #5 —

On new dance styles, adaptation, and the reluctance to write

Krump and vogueing on a Flemish stage: is it possible without compromising the uniqueness of these dance forms? That is the question dance makers and theatre houses discussed during the fifth session of the debate format Breakfastclub. Caroline D’Haese reports – and at the same time questions her own position. This article is available to read in Dutch

 

Door Caroline D’Haese

 

Onze dansscènes omvatten steeds meer praktijken die elders ontsprongen. Die beïnvloeding is op zich niet zo nieuw, toch is het nu pas dat de reflectie en het discours daarrond de nodige aandacht krijgen. Dat was ook de opzet van Breakfastclub #5, een debat dat plaatsvond tijdens het dansfestival Bits of Dance: Wat zijn uitdagingen bij de inclusie van die danspraktijken in kleine maar vooral ook in grotere institutionele contexten? Hoe, waarom en onder welke voorwaarden maak je zo’n vertaalslag? En wanneer wordt die als geslaagd ervaren?

Vandaag vinden stijlen als streetdance, traditionele dansen en social dancing hun weg vanuit clubs, de straat of religieuze en spirituele contexten naar de podiumkunsten. Maar kunnen en mogen we een stijl als krump wel integreren? Die stroming ontstond als antwoord op het racistische politiegeweld in de jaren 1990 in Los Angeles. De hiphopachtige straatdans met veel krachtige en acrobatische arm- en beenbewegingen is voor veel jongeren niet alleen een uitlaatklep voor hun woede, frustratie en agressie, maar ook hun redding om niet in het bendegeweld te verzeilen. Wat gebeurt er als je die agressieve bewegingen plots op een scène ziet waar die context afwezig is? Riskeren we dan esthetisering? Kunnen makers, theatermedewerkers en publiek wel met dat materiaal om? En welke ervaring houdt de oorspronkelijke community daaraan over?

 

“Wat gebeurt er als je de agressieve bewegingen van krump plots op een scène ziet waar de straatcontext afwezig is? Riskeren we dan esthetisering?”

 

Verspreid aan ronde tafels kijken we samen naar het werk van twee danskunstenaars. Van Joshua Serafin, die de avond ervoor op het festival nog hun voorstelling Pearls bracht, bekijken we de video ‘Creation Paradigm Excerpt’, die deel is van hun voorstelling VOID. Drie lichamen baden eilanden van groen, blauw of rood licht. Tot de camera uitzoomt en ze zich blijken te bevinden op een door tl-lampen verlicht podium. De figuren komen samen en worden belicht alsof ze iets buitenaards zullen ervaren.

Het tweede deel van de film is sensueel, dicht op de huid gefilmd. De lichamen ontdoen zich van hun juweelachtige ornamenten en laten die verdwijnen in een modderige, olieachtige substantie. Vervolgens laten ze een donkere, glibberige materie over zichzelf en elkaars lichamen stromen. Het maakt iets los in mij als kijker, iets tactiels. Ik zie genderfluïde lichamen en zie de schoonheid ervan. Ik lees later dat Serafin – die afkomstig is uit de Filipijnen – met Pearls wilde focussen op hoe genderfluïditeit in de prekoloniale periode van dat land vanzelfsprekender was. En ik voel die vanzelfsprekendheid tijdens het zien van de film ook terug.

 

Hoe moet ik hier iets over schrijven?

 

Daarna is er de work in progress-performance Queerada van danser en performer Jhaya Caupenne, zowel actief in de ballroom scene als op de grote scènes bij onder meer Nadia Beugré. Caupenne gaat de vloer op gekleed in verschillende doeken – prints die verwijzen naar diverse bevolkingsgroepen uit Ivoorkust. De doeken vallen af en er verschijnt een sportieve glitteroutfit. Caupenne draagt met zorg een stenen potje met daarin een wit poeder, waarmee ze ronde stempels op haar lichaam zet. Ze belichaamt alles naadloos.

De performance combineert traditionele dansstijlen uit Ivoorkust met door vogueing geïnspireerd bewegingsmateriaal dat knalt en vrolijk uitdaagt. Vogueing is een dansvorm ontwikkeld door Latijns-Amerikaanse en Afro-Amerikaanse holebi’s en transpersonen, oorspronkelijk als vlucht voor hun bittere realiteit in Harlem, New York. Ondertussen is de stijl wereldberoemd en uiten dansers nog steeds hun identiteit en visie op politieke thema’s via straffe walks op vogue battles en balls.

Op het einde nodigt Caupenne het publiek uit om recht te staan. De ruimte wordt even een dansvloer voor iedereen.

 

Het panel van BREAKFASTCLUB #5 (c) Gouvernement

 

Ik merk dat ik met verschillende brillen naar deze werken kijk. De ene keer kijk ik als collega-choreograaf, de andere keer als deel van het publiek, dan weer als danser, als geliefde van een Filipijnse man, als vriendin en collega van personen uit de LGBTQIA+-community, als docent improvisatie en compositie, als een heteroseksueel persoon, als een witte vrouw, en als schrijver van dit verslag.

In elk van deze rollen en hoedanigheden voel ik me een indringer. Ik kan de oorsprong van het textiel dat Caupenne gebruikt niet altijd goed thuisbrengen. Ik weet niet precies waarom ze witte cirkels op haar lichaam aanbrengt. Ik ken de origine en de context van het bewegingsmateriaal amper of niet. Mijn kennis en cultuur botsen op hun limieten.

Die ervaring van ontoereikendheid keert vandaag vaker terug. Ik associeer de term ‘ballroom’ bijvoorbeeld met stijldansen, niet met de queer cultuur die in New York ontstond. Ik weet niets over dipscoupé décalé of krump. Hoe moet ik hier iets over schrijven? Bovendien voelt Nederlands niet als de juiste taal – de voertaal van Breakfastclub #5 was Engels.

 

Braakliggend terrein

 

Die ontoereikendheid is er ook bij instituten die dit bewegingsmateriaal in hun programmatie willen opnemen, vertellen Caupenne en Marie Umuhoza, die na de twee performances in gesprek gaan met Joffrey Anane. Umuhoza programmeert en produceert onder meer bij de Brusselse kunstenruimte Decoratelier en is een van de kernleden van Breakfastclub. Anane is een artistieke duizendpoot: danser, choreograaf, acteur, comedian en muzikant met stevige wortels in hiphop, maar met een visie die genres ontstijgt. Het trio komt al discussiërend met een voorstel om de kloof die tussen de twee werelden lijkt te gapen minder groot te maken: adaptation.

Wat zijn de aanpassingen die vereist zijn om ondervertegenwoordigde dansculturen op te nemen in het institutionele veld? ‘Een voorbeeld daarvan zagen we daarnet nog’, zegt Caupenne. Ze vertelde met haar performance het verhaal van koningin Abla Pokou, die haar zoon offerde om de rivier droog te leggen en zo met haar volk de huidige Ivoorkust kon bereiken. Vandaag deed Caupenne dat voor het eerst in het Engels. Ze wijst erop dat deze letterlijke vertaalslag voor haar als niet-Engelstalige niet de meest comfortabele optie is, maar dat ze ermee wil tegemoetkomen aan een ander publiek. Dat voelde ik zelf ook: tijdens het verhaal raakten we elkaar even op braakliggend terrein.

 

“Ook het instituut moet zijn comfortabele, vertrouwde manier van werken en interpreteren op het spel durven te zetten.”

 

Het gesprek is een associatieve explosie van thematieken die de aanwezigheid van nieuwe dansstijlen op onze podia met zich meebrengt. We spreken over tokenisme en representatie en de verschillen daartussen en de tekortkomingen daarvan om aan inclusie te doen. Over houses in ballroom culture en huizen in theatercultuur en de hiërarchieën die daarin vervat zitten. Over 007’s: beginnende ballroomdansers die nog niet bij een house aangesloten zijn en net om die nog niet zo doorgedreven mindset vaker door hedendaagse dansmakers gekozen worden als performer dan ervaren mothers in ballroom houses, en over de kritiek die de 007’s daarover vanuit de ballroomcultuur krijgen. Over bij de opera geboekt worden voor maar één beweging en je dan een object voelen. Over op plekken willen spelen die niet zo toegankelijk blijken. Over de nood om mensen te informeren voor en tijdens een creatief werkproces, en wiens taak dat is. Over de oorsprong van het dansmateriaal en over appropriation. En of je over traumatische gebeurtenissen wil spreken on demand. Over een programmator die na een festival zegt blij te zijn dat ze ein-de-lijk een zwart publiek heeft kunnen bereiken. Over kwaliteit. Over toegang tot educatie. Over het recht om gemiddeld te zijn. Over validatie zoeken voor je eigen loopbaan en bestaan, en in welke vormen dat voor jou mogelijk is. Over stoppen met je carrière te vergelijken met die van iemand anders. Over gereduceerd worden tot het gevecht. Over klagen. Over de hoge snelheid van gesprekken en hoe we snel een mening vormen, en elkaar misschien pas over zoveel jaren zullen begrijpen.

Vanuit de invalshoek van de inclusie van dansmateriaal breidt deze Breakfastclub uit tot een gesprek over inclusie in bredere zin. Umuhoza vat de weg die een persoon van kleur in een kunstenveld aflegt krachtig samen in wat ik begrijp als verschillende stadia richting inclusie.

First: 1. you want to be seen.
Then: 2. you might get tired of being seen; you might feel reduced.
Now really: 3. you want to be heard.
Even better, 4. to be understood.
And why not: 5. wanting to try something new, away from the expertise you are known for.
You deserve to 6. get a seat at the table.
Ideally, you manage to 7. create your own table.

Deze tekst kende vele versies en adaptaties. Hij kwam tot stand in nauwe samenwerking met Vincent Focquet, stichtend lid van Breakfastclub.

Dit artikel werd gepubliceerd op rekto:verso.